Begin negentiende eeuw leven de bewoners van Jutphaas in barre omstandigheden. Arbeiders werken in de nabije steenfabrieken en wonen in huisjes van slechte kwaliteit. Hun drinkwater is vervuild en hebben vaak slechte eet- en drinkgewoonten. Het zijn dan ook deze mensen, die zwaar te lijden hebben onder de vele uitbraken van ziekten.
In 1824 komt een bijzondere man in Jutphaas wonen die hier verandering in brengt: Gerardus Josephus Teljer (1798-1880). Teljer is de eerste chirurgijn die zijn beroep niet koppelt aan dat van barbier. Opgeleid in de praktijk van zijn vader in Bergschenhoek, verwerft Teljer na het afleggen van een examen de bevoegdheid om geneesmiddelen te verstrekken, aderlatingen te verrichten, wonden te verzorgen en tanden en kiezen te trekken.
Al snel richt hij een eigen geneeskundige commissie op in Jutphaas. Hij helpt de gehele Jutphase bevolking met het bestrijden van ziekten en wint daarmee in korte tijd veel van hun vertrouwen. Het armeluisdorp Jutphaas biedt hem echter niet genoeg om rond te kunnen komen, waardoor hij op zoek gaat naar vermogende patiënten uit de omtrek. En met succes: zijn praktijk groeit snel en wordt steeds drukker. Het gemeentebestuur moet echter niets hebben van deze chirurgijn. Zo zou hij het bestuur op hoge kosten jagen door te veel medicijnen voor te schrijven en te eisen dat er maatregelen genomen moesten worden voor het bieden van schoon drinkwater. Ook voor Teljers strijd tegen de gevreesde cholera-epidemie, krijgt hij geen bewondering van het bestuur. Dit leidt meerdere malen tot conflicten.
Ondanks alle kritiek verweert Teljer zich fel en blijft hij zich inzetten voor het bestrijden van ziekten en het bieden van geneeskundige hulp. Hij besluit om dat allemaal gratis en uit eigen zak te gaan doen, niet alleen voor de dorpsbewoners van Jutphaas, maar ook voor aangrenzende buurten waar hulp niet beschikbaar is. In 1860 lukt het hem om een waterpomp te laten plaatsen op het Kerkveld, waarvan het succes zes jaar later blijkt, als de cholera-epidemie uitbreekt. Op en rond het Kerkveld valt er slechts één slachtoffer, terwijl in de rest van het dorp negenenvijftig doden te betreuren zijn. In Amsterdam en omstreken kost deze cholera-uitbraak zelfs aan 21.000 mensen het leven. Het betekent een doorbraak en nadat ook aan de Herenstraat en de Dorpsstraat enkele waterpompen zijn geslagen, mag Jutphaas zich in de provincie Utrecht de eerste gemeente noemen, waar na 1866 géén cholera meer voor komt. Teljer verwerft door zijn behandelmethoden zelfs landelijke bekendheid. Deze oorspronkelijke waterpomp staat er niet meer, maar de huidige pomp op het Kerkveld, geplaatst in de jaren ‘70 van de vorige eeuw, is een mooie verwijzing naar wat Teljer voor Jutphaas en haar bewoners heeft betekend.
In 1880 vertelt Teljer wat zijn drijfveer is aan de Geneeskundige Courant:
“Iemand die een groote reis heeft gedaan en alles goed heeft waargenomen, wat hij ontmoet en gezien heeft, vooral met een wetenschappelijk doel, zal er groote behoefte aan hebben, hetgeen hij op reis heeft gezien, waargenomen en opgemerkt aan zijn vrienden en kennissen mede te delen.”
Teljer wordt in datzelfde jaar begraven in het nog altijd bestaande familiegraf op de begraafplaats aan het Kerkveld.
Afbeelding:
Gerardus Josephus Teljer, via: Canon van Nederland
Bronnen:
Canon van Nederland, Fabrieken en arbeiders: Industrie langs het water. 1800-1900. https://www.entoen.nu/nl/utrecht/zuidwest/fabrieken-en-arbeiders/verdieping/cholera.
Piet Daalhuizen, Gerardus Josephus Teljer: een veelzijdig mens, 2002.