Een vrouw met karakter: Anna van Rijn

Negen kastelen sieren rond het midden van de 13de eeuw de hooggelegen gronden langs de huidige Overeindse- en Nedereindseweg. Deze kastelen, merendeels woon- of zaaltorens, vallen onder de verantwoordelijkheid van één familie: de familie Van Rijn. Vanaf de 14de eeuw worden uit deze welgestelde familie ambachtsheren (een soort burgemeesters) aangewezen voor de woongemeenschap Overeind in Jutphaas. Op grond van naamgeving wordt de familie Van Rijn in verband gebracht met de kastelen Rijnhuizen, Rijnestein en Rijnenburg, daarnaast worden zij genoemd in verband met de kastelen Stormerdijk, Everstein, Plettenburg en De Batau.

De familie Van Rijn staat generaties lang in hoog aanzien, maar er is één persoon die in grote mate haar stempel heeft gedrukt op de geschiedenis van Nieuwegein. Een vrouw met karakter die zich niet snel uit het veld liet slaan: Johanna (Anna) van Rijn (1512-1607). Er heerst in die tijd grote armoede in Jutphaas, waardoor veel dorpsbewoners behoeftig en dakloos zijn. Anna doet er tijdens haar leven alles aan om daar verandering in te brengen. Zo bepaalt ze in een fundatiebrief in 1595 dat twaalf armen elke zondag vóór negen uur, ieder zes stuivers uitbetaald krijgen, op voorwaarde dat zij niet gaan bedelen en een gebed voor haar doen.

Ook met het onderwijs is het in die tijd slecht gesteld in Jutphaas, en dat blijft niet onopgemerkt. Een commissie van Utrechtse predikanten laat onderzoek doen naar de situatie van het onderwijs op het platteland en brengt in 1593 een schokkend rapport uit: in Jutphaas ontbreekt het onderwijs volledig. Waar normaliter de koster van de kerk in een dorp het onderwijs verzorgde, gebeurde dat in Jutphaas niet. Naar de reden hiervan, kunnen we alleen maar gissen. Opnieuw wil Anna hier verbetering in brengen. Ze maakt in 1603 een start met het onderwijs in Jutphaas door wederom een fonds op te richten, dit keer voor ‘schoolmeesterije’ en ‘Godskameren’. Op het Kerkveld verrijzen vijf eenkamerwoningen, ook wel de ‘Anna van Rijnhuisjes’ genoemd, die in eerste instantie bestemd zijn voor noodlijdende inwoners van vijftig jaar of ouder. Een jaar later wordt er echter een schoolmeester aangetrokken die ook zijn intrek in een van deze godskameren mag nemen. Omdat Anna voor betaling van de schoolmeester zorgt, kunnen zelfs de armste kinderen uit het dorp gratis onderwijs van deze meester krijgen. Kinderen van welgesteldere families betalen enkele stuivers. Een aangebouwde loods fungeert als schoolgebouw. De Anna van Rijnhuisjes zijn uiteindelijk in 1978 gesloopt, waarna een pand aan de Herenstraat als schoolgebouw is ingericht.

Om er zeker van te zijn dat ook na haar dood haar hulp aan de armen wordt voortgezet, stelt Anna, inmiddels 98 jaar oud, haar testament op. Hierin belegt ze een bedrag van 7700 gulden, waaruit jaarlijks geld, kleding en turf aan de armen moet worden betaald. Daarnaast voorziet het testament in het onderhoud van de Godskameren en wordt de wekelijkse gelduitkering aan de twaalf armen zeker gesteld. Haar laatste wens is dat ze begraven zal worden in het graf van haar ouders in Jutphaas.

 

Afbeeldingen:
Anna van Rijn en Anna van Rijnhuisjes op het Kerkveld,
via: De Tweede Verdieping en De Digitale Stad Nieuwegein

Bronnen:
De Digitale Stad Nieuwegein, Expositie over Anna van Rijn van Jutphaas, 19 augustus 2015. http://www.pen.nl/artikel/expositie-over-anna-van-rijn-van-jutphaas.

De Tweede Verdieping, Jutphaas – 1603. Start onderwijs in Jutphaas. https://www.detweedeverdieping.nu/jutphaas-1603.

Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland, Huygens ING en OGC, Rijn van Jutphaes, Johanna van, 13 januari 2014. http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Rijn.

Hanselaar, E., Jutphaas… verleden tijd. Uitgave Historische Kring Nieuwegein, hoofdstuk VI.

Hermans, T., Middeleeuwse woontorens in Nederland: de bouwhistorische benadering van een kasteelvorm. Hilversum: Uitgeverij Verloren, 2016.

Putten, L.P. van, en Buiten, A.V.A.P., Anna van Rijn van Jutphaes. Kroniek van een leven in het zestiende eeuwse dorp Jutphaes. Rotterdam: Uitgeverij Ger Guijs, 2005.